Hoofdmenu:
Het leven in Vroomshoop tussen 1955 en 1960 door Jos Denissen.
In Vroomshoop was voor ons niet veel te doen daarom hebben wij er zelf iets van gemaakt.
Hier volgt een gebeurtenis waarover destijds nog dagen werd gesproken.
Spelers: alle jongens die bij de groep hoorden. Allen hadden een bijnaam en werden ook zo aangesproken: stoetie, tip, zwientie, buldog. de rooie etc. etc.
Tegenspelers; de zwarte rieder, en de rooie sinaasappel. Beide van beroep veldwachter.
De zwarte rieder was een fenomenale pracht vent maar de rooie sinaasappel een kwal.
Traditie getrouw werd op oudejaars avond voorwerpen gesleept naar diverse punten.
Meestal waren dat voorwerpen die bij huizen of elders los stonden.
De zwarte rieder was bij ons thuis geweest en had gezegd dat die jongen alles mochten slepen maar dat ze niets kapot mochten maken . De jaren ervoor gebeurde het nog wel eens vaak dat veel kapot gemaakt werd.
Na onderling overleg werd toen afgesproken om de turfstrooibalen bij de haven te gaan slepen.
Bij het station stond een pompwagen, maar die lag met een grote ketting vast.
Een van onze jongens, hij was de aanstaande zwager die assistent stationchef was, had overlegd dat op oudjaars avond de pompwagen tot onze beschikking was.
Het uur U (23.00) naderde.
De wissels werden op de haven gezet en het transport moest van haven via het station naar de Hammerweg gaan.
4 jongens aan de haven 2 jongens op de pompwagen met 2 reserves, en op de Hammerweg 6 jongens met 2 fietsen. Ik stond op de overweg Julianastraat.
Per keer werden 2 balen gesleept.
De eerste 4 balen waren geen probleem maar toen—
De rooie sinaasappel had ons in de gaten gekregen en reed over het lijnpaadje aldoor maar schreeuwend ;;”halt politie”
Het pompwagentje op de rails en de rooie op het lijn paadje beiden gingen met volle vaart aan mij voorbij bij de overweg op de Julianastraat.
De balen werden van het wagentje bij de Hammerstraat afgekieperd en dan weer met volle snelheid terug naar de haven.
De rooie sinaasappel werd moe en kreeg door dat hij beter bij de overweg op de Hammerstraat kon blijven wachten. Intussen waren er wel 12 balen versleept die op hun beurt weer werden versleept naar de brug voor Sickman.
Met fluitsignalen werd het volgende transport bij de Julianastraat vastgehouden en afgeladen, de rooie had het door en kwam via het lijn paadje naar ons toe. Met zijn 3-en zijn we toen naar de haven gepompt en hebben daar alles gelaten.
Resultaat: 12 balen keurig opgestapeld voor Sickman (wij hebben wel veel hulp gehad)
En de zwarte rijder deelde een week later mee “rustige joarwisseling, niks stuk gemoakt”.
En met de woorden van Wietse Hof te spreken: alles zal reg komme, behalve de bult van Wietse.
De vraag rijst nu snel op –wat deed de jeugd, dus wij, in die tijd.
Antwoord veel, heel veel.
Wij hadden geen disco’s, mobiele telefoon, laat staan een televisie. Maar wij hadden elkaar.
Onze dagelijkse bezigheden hingen samen met het jaargetijde.
Lente.
In de lente gingen wij kievitseieren zoeken achter de sluis richting Daarle.
In het Eerde bos werden jonge kraaien gehaald om ze tam te maken, Gait van Tip was daarin een meester.
Met z’n allen krenten plukken in het Eerderbos
.
Zomer.
Zwemmen bij de sluis. Het spannendste was als een schip geschut werd en het water met volle snelheid uit de sluis kwam en dan vanaf boven de sluis erin duiken, was uiteraard niet zonder gevaar was—je kon tegen een meerpaal aanduiken.
Herfst.
Het vaste ritueel was hier, tollen, knikkeren en vliegeren. En dan niet te vergeten de heerlijke appels van oom Piet die naast de hervormde kerk woonde, en hoe vaak hebben de veldwachters niet geprobeerd om ons te pakken.
Winter.
Schaatsen zowel op het kanaal, als er geen schip was door geweest, op de puntkolk of op de ijsbaan in Daarlerveen maar dat kostte geld. Vaak schaatsten wij naar Hancate bij natte voeten werd een vuurtje gemaakt om te drogen of warm te worden.
Met sneeuwballen de hoge hoeden van de elite af te gooien die op weg waren naar de kerk.
Maar vooral, het gehele jaar door, waren de favoriete zaken: blokjesvoetbal op straat en val veroveren op het industrie terrein, het duurde uren.
En dan nog het normale voetballen zoals bij Sportlust waar ik op 17 jarige leeftijd in het eerste voetbalde –en dat jaar werd Sportlust nog kampioen ook.
Toen kwam het MCC. Een samenkomstpunt voor ons.
Wij hebben daar onder leiding van de “regisseur” Eerde Beulakker 1x een optreden gehad –het was lachen gieren en brullen want niemand van ons kon zingen laat staan acteren. Tot groot verdriet van de regisseur.
Wel moet mij van het hart dat de fam. Huberts niet het respect en ondersteuning hebben gekregen waar zij recht op hadden, van ons hadden zij die wel.
In mijn geval toen ik het bewuste jaar 1960 zowel geestelijk als lichamelijk in de knoop zat hebben zij mij er doorheen geholpen.
Ook hier geldt de oude wijsheid van Wietse Hof:
Alles zal reg kommen behalve de bult van Wietse.
Gaarne wilde ik mijn herinneringen afsluiten met het Twentse spreekwoord:
Het geet ou goed bij alles waj doet !!