Ans Gerrits - Vroomshoop

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Ans Gerrits

verhalen

De vijver in het Plantsoen

Zelf heb ik niet aan het Plantsoen gewoond. Mijn moeder nam, op nummer 37, haar intrek in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Regelmatig bracht ik mijn vrije dagen door bij haar.
Als kind woonde ik aan de Flierakkers en uit die tijd, het zal 1957 geweest zijn, stamt de herinnering die alles met het Plantsoen heeft te maken.
Mijn broer zit te vissen aan de rand van de vijver. Ik verveel me en houd hem, tot zijn ergernis, gezelschap. Ik probeer een steentje uit mijn sandaal te schoppen. Met een sierlijke zwaai belandt de schoen middenin de vijver en ik sta verbaasd met één blote voet toe te kijken. Mijn broer, die goed begrijpt hoe de financiële situatie thuis is, ontsteekt in woede en geeft mij er verbaal van langs. Geld voor nieuwe schoenen is er niet, dat wordt mij wel duidelijk.
Samen keren we huiswaarts waar ik moet opbiechten wat er is gebeurd.
Nog zie ik mijn moeder, gewapend met de hark en op blote voeten, als een soort Neptunus, te water gaan in die vijver. Na lang dreggen vist ze mijn schoen, onder de modder, boven water. Schoonboenen moet ik zelf doen. De rest van de dag breng ik door op blote voeten want ik heb maar één paar zomerschoenen. Gelukkig is het stralend weer. Het humeur van mijn moeder is dat na enkele uren ook, als blijkt dat de schoen geen nadelige gevolgen heeft ondervonden.
Mijn broer is weer gaan vissen, ik waag het maar niet hem opnieuw gezelschap te houden.

My Generation

Naar aanleiding van de top 2000

In 1965 werd de Provobeweging opgericht.
Ik herinner me de TV-beelden van happenings rond het Lieverdje in Amsterdam.
Het was allemaal zo ver bij ons dorp vandaan, maar toch voelde je de spanning en de verandering die in de lucht hing. Ik herinner me ook dat er door de volwassenen schande van werd gesproken.
Waarschijnlijk geïnspireerd door het witte fietsenplan van de Provobeweging knutselden twee klasgenoten, Johan Bekman en Dinand Kolkman, een fiets in elkaar. Bij Johan hadden ze een rijwielhandel en dus een werkplaats om fietsen te repareren. In die werkplaats ontstond een wonderlijke tweewieler. Een damesmodel met een heel hoog stuur waar je, als je niet zo groot was, onderdoor moest kijken in plaats van erover. Twee zadels achter elkaar gemonteerd en voor de duopassagier twee stepjes om de voeten op te zetten. Het geheel werd wit geverfd zoals de Provobeweging dat voorschreef. De eerste keer dat de jongens met de fiets op het schoolplein arriveerden, was de hilariteit groot.
Hun uitvinding was een groot succes en dat de meneer Stap een rondje over het schoolplein fietste werkte daaraan mee. Als de heren je goed gezind waren mocht je de fiets wel eens lenen.
Beetje rondtoeren op een dergelijke fiets was in ons dorp al behoorlijk je nek uitsteken, we deden dat met groot plezier.
Zo jammer dat er toen nog geen telefoontjes waren waar je foto’s mee kon maken. De fiets is, bij mijn weten, nooit op de gevoelige plaat vastgelegd.

Naar aanleiding van de Top 2000
Bob Dylan. Times they are a-changin

Levend Verleden

Grote veranderingen op komst. In Slochteren, Delfzijl en Ten Boer is gas gevonden en niet zo’n klein beetje ook. In 1963 wordt  de gasunie opgericht en het einde van het kolentijdperk lijkt in zicht.
Alle kachels, gastoestellen, centrale verwarmingen enz. moeten omgebouwd en aangesloten op de aardgasleidingen die door het hele land worden aangelegd. Als dat geen vooruitgang betekent. Natuurlijk zijn de kolenboeren niet blij en houden ze in Limburg, waar in de mijnen de kost wordt verdiend, hun hart vast.
Maar voor mij en de rest van ons gezin betekent het het einde van kolen scheppen in de schuur, de kachel opporren met de pook en de as uitstrooien over het straatje wanneer dat glad is van het ijs.  
Geen zorgen meer over voldoende gasflessen in huis voor het kooktoestel, nee straks komt het gas gewoon uit de muur. Dat Ekkel zijn kolen niet meer hoeft af te leveren is voor hem een groter straf dan voor ons.
Gouden tijden voor de verkopers van de nieuwe gaskachels. Die van ons komt van smederij Bekman aan de Noorderweg. Het zal wel een Etna of Jaarsma kachel zijn geweest.  Qua kleur en omvang zijn er monsterachtige ontwerpen te koop. Eigenlijk zien de kolenkachels er gezelliger uit.
Bob Dylan heeft vast iets anders bedoeld met de verandering der tijden, maar voor mij is de komst van het aardgas een absolute mijlpaal.

Ik Jan Cremer

Wie herinnert zich het boek niet.
De knul uit Enschede die onverbloemd vertelde hoe het allemaal in zijn werk ging.
Wie had ze niet, rooie oortjes van het lezen, jong en oud, wedden? En stiekem lezen natuurlijk.
Want wat Jan Cremer durfde en schreef, foei toch, dat was uit den boze…Terwijl al die ouderen wel wisten hoe een en ander in zijn werk ging, of ben ik nou gek.
Hennie Schonewille las het boek tijdens de huiswerkcursus en ik vertelde hem dat ik dat boek mocht lezen van mijn moeder, onder voorwaarde dat thuis te doen en niet ergens stiekem.
Vooruitstrevend mens, mijn moeder.
Hennie sprak er schande van, dat ik dat mocht. Ik vroeg naar het verschil, want we lazen toch allebei hetzelfde boek, alleen de omstandigheden waaronder, waren anders.
Ik geloof niet dat ik Cremer tot de laatste bladzij heb gelezen. Op een goed moment vond ik het wel genoeg, het kwam allemaal op hetzelfde neer. Inderdaad op en neer…

ULO-tijd 4 Huiswerkcursus

Na schooltijd was er gelegenheid je huiswerk op school te maken.
Er was dan gedurende anderhalf uur een leraar aanwezig die je vragen kon stellen en die je hulp bood bij de vakken waarbij dat nodig was. Tenminste, als je zo slim was die vakken te doen, waar de dienstdoende leraar verstand van had. Er waren dagen dat je met een wiskundeprobleem kreeg te maken maar de leraar in kwestie daar geen kaas van had gegeten. Tja, dan had je pech.
Sommige leraren lieten je stug doorwerken maar meneer van Ginkel laste vaak een pauze in.
Hij vertelde een anekdote of er werd even wat gebabbeld.
Naast de school stonden zogenaamde duplexwoningen, waarin een gezin met twee kinderen woonde. De kinderen zorgden regelmatig voor hilariteit. Van Ginkel had daar blijkbaar oog voor.
De moeder van de kinderen wilde, bij mooi weer, nog wel eens uit het raam hangen waarbij haar boezem op de vensterbank rustte. Als meneer van Ginkel zei: “Une vue riante”, dan wist je wat er gaande was. Moeder hing uit het raam om haar kroost tot de orde te roepen. Ik moet eerlijk bekennen dat ons dat het nodige vermaak gaf.
Als je klassedienst had, bord schoonmaken, plantjes wateren enz.  kon je tussen de lessen en huiswerkcursus maar kort pauzeren. Je had gewoon op tijd te zijn.
Het zoontje van meneer de Leeuw presteerde het een keer ruim te laat te komen en werd daarop door meneer Jongsma, die dienst had, aangesproken.
De arrogantie waarmee het joch zei: “Ik had klassedienst”, en de houding van, wie doet me wat, kwam hem duur te staan. Jongsma zei op ijzige toen: “Pak je fysicaboek maar even.”
Een boek met een slappe kaft en het vak waar meneer Jongsma les in gaf.
Voordat het kind de Leeuw er erg in had kreeg hij met dat boek om de oren en Jongsma beet hem toe: “Ik zal jou leren met je klassedienst.”
Ik moet, ook hier, bekennen dat we genoten van deze actie. Boontje kwam eindelijk eens om zijn loontje. Of meneer Jongsma ooit bij zijn baas, meneer de Leeuw, op het matje is geroepen vermeldt de geschiedenis niet.

Hierbij een klassefoto van de 3A klas met Jongsma als klasseleraar.
Bovenste rij van li naar re: Francien Kolkman, Jan Broekkamp, Jannie Evers, Jan Bladder, Sinie Berkhof, Fre Becker.
2e rij: Rineke Jager, Jan Borkent, Meneer Jongsma, Annie Beniers, Ans Gerrits.
3e rij: Fenny Diek, Diny of Sientje Bosch, Aukje Klemstra, Netty  Bolks, Ellen van Arkel.
4e rij: Max van Beurden, Jannie Elfering, Alie Dubbink, Mannie de Jong, Paulien Heikens.

Francien Kolkman is de enige wiens achternaam met een K begint, ik vermoed dat ze een andere naam had maar ze woonde als pleeg of aangenomen kind bij de fam. Kolkman aan de rand van van de Zandstuve.
Met Jan Broekkamp fietste ik vaak naar school, hij woonde op de rand van Daarlerveen en Vroomshoop.
Jannie Evers trouwde Evert Meijering uit de B klas, Jan Bladder uit het oog verloren, Sinie Berkhof ooit op een reunie ontmoet is dacht ik maatschappelijk werkster geworden. Fre Becker Slijterij in Vriezenveen en politiek actief geweest, inmiddels overleden. Rineke Jager, dochter van de plaatstelijke commandant van politie. Woonde naast het politiebureau. Ik ben enkele jaren met haar bevriend geweest. Was een van eersten met een kaptein mobylette. (jaloers man)
Jan Borkent, knappe kop in wiskunde geworden, schreef een boek, woont ergens in Groningen, vriend van Evert Meijering en Dinand Kolkman. Meneer Jongsma, spreekt voor zich, Annie Beniers uit het oog verloren, Ans Gerrits medeschrijver op je web-site, Fenny Diek getrouwd met Jan Dubbink. Fenny uitgebreid gesproken op de grote reunie, Jan Borkent trouwens ook. Is dit nou Diny of Sientje Bosch dochters van de slager aan de Tonnendijk, Aukje Klemstra uit het oog verloren zij woonde aan de Westerhaar of in Sibculo.  Jannie Elfering, Alie Dubbink, Mannie de Jong en Paulien Heikens ook uit het oog verloren.
Max van Beurden sprak ik bij de onthulling van het beeld in Vroomshoop.
Ik ben benieuwd of er  reactie komt op deze foto. Ik hoop het wel.

ULO-tijd 3

Om met Geert Mak te spreken: “Waar waren we gebleven.”
Ik ben er inmiddels achter dat ik vergeten ben melding te maken van de gymnastiekleraar en lerares.
Ik versleet er twee, de naam van de leraar wil me maar niet te binnen schieten. Hij droeg een bril en reed, als ik me goed herinner, een volkswagen kever.
De lerares heette Gjaltema en kwam uit Assen. De maandagochtend was een crime om te beginnen met gymlessen.
Juf Gjaltema hield niet van de maandagochtend, denk ik. Haar buien waren niet rooskleurig en als de attributen voor de apenkooi klaar hingen dan wist je wel zo ongeveer hoe de pet stond.
Scheef en geen zin in lesgeven. Ik had de dood aan gym, zo leuk kon de leraar of lerares niet zijn.
En de balspelen buiten, ik kan er nog kippenvel van krijgen. BRRR. Tot op de dag van vandaag ben ik weinig sportief gebleken. In de sportschool zul je mij niet aantreffen. Ik herinner me een sportdag in Ommen tussen verschillende scholen. Vreselijk vond ik het.
Het enige leuke was Moeder van Ginkel die ons uitzwaaide terwijl wij voorbij fietsten op weg naar Ommen. Haar zoon meneer van Ginkel wist aan die dag ook nog een aardige draai te geven met het lied: “De moord in Raamsdonk”. De tekst is te vinden op internet.
Hoe het sportief die dag is gegaan? Ik moet het antwoord schuldig blijven.
Van gym naar tekenen dan maar. De leraar van Rossum (?) kwam uit Almelo en wij hadden nog op zaterdagochtend les. Veel heb ik niet van hem geleerd, gebrek aan tekentalent is daar een oorzaak van. Maar tekenen was wel een eindexamenvak dus was het zaak er iets van te bakken. Ik heb een heel schooljaar alleen maar viooltjes getekend, daar zit nog iets van schema in. Ik kon dus best een redelijk viooltje op papier krijgen tegen het eindexamen. Kleur deed niet ter zake daar redde ik me wel mee.
Domme pech, er lag die belangrijke dag geen viooltje op de tafel waar je de keus mocht maken.
In arren moede stortte ik mij op een margriet die maar bleef uitdijen en tenslotte wel een slecht uitgevoerde zonnebloem leek. Zeker geen van Gogh. Resultaat een vijf. Waarschijnlijk werd mijn moeite beloond. Dat ik dat jaar zakte lag aan de totaal onderontwikkelde knobbel voor wiskunde.


ULO-tijd 2


Vandaag schrijf ik een korte herinnering aan de leraren waar ik de meeste lessen van kreeg.

Meneer de Leeuw:
Hoofd der School. Muziekles. Gek van orgels. Wij moesten noten leren lezen uit het gezangenboekje. Hoe deze man aan een dergelijke functie kwam, is mij een raadsel.
Totaal geen begrip voor jeugd en studieproblemen bij bepaalde vakken, laat staan huiselijke omstandigheden.

Meneer Jongsma:
Leraar Frans en nog veel meer andere vakken. Streng maar rechtvaardig.
Leerde ons in zijn allereerste les alle spiekmethodes, om de les af te sluiten met de woorden:
“Ik ken dus al die methodes, in mijn lessen hoeven jullie dat niet te proberen.”
Ik heb het lef nooit gehad.
Zijn lessen Menskunde waren zo goed dat ik later, tijdens de vooropleiding voor verpleegster, aan het vak Anatomie niet veel hoefde te doen.
Meneer Jongsma rookte pijp en was vanwege de Clann- toffeetabak overal te speuren.

Meneer van de Pol:
Leraar Duits, een ander vak heb ik van deze leraar niet gehad.
Wel goed Duits geleerd. Tijdens vakanties nog altijd plezier van en de Duitsers staan verbaasd.
Meneer van de Pol had een speciale manier om van zijn fiets te springen als hij bij school aankwam.
Hing zijn aktetas niet aan de stang?

Meneer Stap:
Leraar Wiskunde, moeilijke vakken, althans in mijn ogen. Rookte een kromme pijp, waarmee hij aanwijzingen op het bord gaf. Meneer Stap had een wat droevige snor.

Meneer Heezen:
Leraar Duits. Gaf in mijn klas Aardrijkskunde. Rustige, jonge leraar. Iemand heeft eens ijswater op de zitting van de lessenaar gelegd. Hij gaf geen krimp, heeft de les staande afgemaakt. We hadden geen plezier van deze actie.

Meneer de Olde:
Leraar Nederlands, Boekhouden en Bedrijfsrekenen. Altijd keurig in driedelig pak.
Leraar van het ouwerwetse soort.

Meneer van Ginkel:
Leraar Geschiedenis en nog een aantal andere vakken.
Wat kon die man vertellen en aanschouwelijk onderwijs geven.
Dribbelde door de klas alsof hij een hoepelrok droeg en deed alsof hij met een gigantische pruik op in een koets stapte.  Voorstellende Marie-Antoinette.
Demonstratie van de guillotine was geen probleem. Klasgenoot Jan Borkent werd languit op de tafel voor de klas gelegd, prullenbak onder zijn hoofd en meneer van Ginkel sloeg zijn arm in de nek van  Jan en zei: “En dan lag jij jezelf aan te kijken.”  Wij vonden het geweldig.

Ik ben vast niet compleet in mijn opsomming maar wie weet maakt het bij anderen iets los.
Opschrijven zou ik zeggen en Jan sturen. Je ziet aan het boek “Levend Verleden” hoe belangrijk het is dat zaken bewaard blijven.
Wie herinnert zich nog de “Cursus Machineschrijven” van Fietje Klok?
Wie van bovengenoemde leraren gaf Engels?

ULO-Tijd 1

De klassen zijn verdeeld in A en B klassen en de indeling van de leerlingen gaat volgens alfabet.
Dat betekent dat ik in klas 1a beland, de klassenleraar is meneer Menkveld, de titel meester wordt in het voortgezet onderwijs niet gevoerd.
Verplichte aanschaf voor dit onderwijs, een Rijam agenda, andere merken bestaan er niet volgens mij.
Een vulpen, benodigdheden voor de het vak meetkunde: passer, gradenboog en een geodriehoek.
En voor aardrijkskunde een Boschatlas. Alle genoemde attributen koop je bij Boekhandel Diek aan de Noorderweg. De rest van de boeken leen je van school en ze dienen te worden gekaft met donkerbruin papier eveneens te koop bij voornoemde boekhandel.
Ik vind de overgang naar de nieuwe school niet gering. Voor bijna elk vak een andere leraar, sommige leraren zijn in meerdere vakken bedreven. Zo kan het gebeuren dat je van meneer Jongsma Franse les krijgt maar ook biologie en fysica. In de hogere klassen geeft deze leraar ook wiskunde.
Dat de dag begint en eindigt met gebed is voor mij nieuw dat komt op de openbare school niet voor. Maar ik zit nu op een christelijke school en daar hebben ze andere gewoontes.
Tja en het onbezorgde leventje wat ik samen met vriendin Anneke heb is wel voorbij.
Na schooltijd wacht het huiswerk. Er zijn dagen dat je voor zeven vakken iets moet doen. Keuzepakketten bestaan niet, de eerste jaren volg je alle aangeboden lesstof.
Klas 1a is een “roerige” klas. Voor meneer Menkveld een ramp. Hij is geen ster in orde houden, wij nieuwkomers hebben daar geen idee van maar de zittenblijvers des te meer en zij maken de man het leven behoorlijk zuur.Ik herinner me Fré Becker (hij leeft niet meer) als één van de gangmakers, ik heb diep ontzag voor hem, hij is ouder, kent het klappen van de zweep en weet meneer Menkveld haarfijn op zijn zwakke plek te pakken. Verder is Fré een aardige klasgenoot. Het schaamrood kan me nog op de kaken komen als ik terugdenk aan de wanhoop van deze leraar. Als ik me goed herinner heeft meneer Menkveld na mijn eerste jaar op de ULO het onderwijs verlaten. Ik sluit dat jaar goed af, behalve voor de vakken algebra en bedrijfsrekenen, heb ik mooie cijfers en ga over naar klas 2 .

Veranderingen

In 1961 overlijdt mijn Opa geheel onverwacht en dat geeft een ommezwaai aan het leven aan het Zwolsekanaal.
Het bedrijf “Bokhorst en Zonen” wordt voortgezet door mijn beide ooms en de naam verandert in
“De Gebroeders Bokhorst.”  Bij mijn weten blijven ze handelen in aardappelen en stro.
Ons gezin ruilt van woning met het gezin van oom Mans, de verhuizing verloopt simultaan met gebruik van de bedrijfswagen die huisraad van het ene naar het andere huis brengt.
Tussen de bedrijven door wordt er op beide locaties door diverse vrouwen schoongemaakt.
Een rommelige klus maar blijkbaar kan het niet anders.  Voortaan wonen we aan de Vierzonenweg naast oom Wim.
Voorbij is het gemak van centrale verwarming en nooit meer bevroren waterleidingen. Daar komen we in de winter achter en pas dan realiseer ik mij hoe luxe we hebben gewoond.
1961 is zo wie zo het jaar van de grote veranderingen. Ik ga van de lagere school af, daarover schreef ik al, en na de vakantie begint het “grote leven” op de U.L.O. School voor Christelijk en Nationaal Uitgebreid Lager Onderwijs aan de Beatrixstraat. Veel lezers zullen zich meneer Ketting herinneren. Mijn lichting valt onder het regiem van meneer de Leeuw…
Een aantal van de leerlingen van de lagere school gaat dezelfde gang, anderen gaan naar de School voor Technisch Onderwijs van meneer Hof (de ambachtschool) en veel meisjes gaan naar de
School voor Nijverheidsonderwijs van juffrouw Bakker (de huishoudschool).
Nu ik dit opschrijf realiseer ik me dat ons dorp goed in zijn onderwijsinstellingen zat. Zou dat met politiek te maken hebben gehad?
Voor een hoger niveau onderwijs ga je in die tijd naar Almelo. Voor velen van ons is dat niet weggelegd. Het scheelt in elk geval kilometers fietsen.


Jans Zandbergen, cabaret avant la lettre.

Er komt weer een stukje verleden tot leven op de site.
De foto van Jans Zandbergen en zijn stemgeluid zet mij terug in de tijd.
Ik zie Jans op het toneel staan in Zaal Tebberman. Tijdens het bruiloftsfeest van mijn Oom Wim en Tante Els (in 1954 denk ik) verzorgde Jans een optreden. Ik zal een jaar of vijf zijn geweest en heb ongetwijfeld met mijn duim in de mond de voorstelling bekeken en heb er waarschijnlijk niets van begrepen. Ik herinner me dat ik het griezelig vond en nu ik zijn foto zie weet ik ook weer waarom dat was. Zijn grote handen die hij waarschijnlijk expressief gebruikte.
Van de act herinner ik me dat Jans met een (groen?) steelpannetje op zijn hoofd stond, inmiddels is gebleken dat hij zijn tijd ver vooruit was, want dat pannetje was bedoeld als helm voor een reis in de ruimte.
Jans Zandbergen...zou hij in deze tijd de “Finkersstatus” bereikt hebben?


Levend verleden

Uiteraard heb ik het boek besteld en mijn schoonzus zal ervoor zorgen dat het in mijn bezit komt.
Voor mij was het levend verleden in november 2010. Reünie in verpleeghuis Eugeria in Almelo.
Geke Sterk die mij na al die jaren meteen herkende.
Een mevrouw die op mij afstapt en vraagt “Ben jij Ansje Gerrits van de verhalen op de site van Jan Kassies.”  Ze genoot van mijn herinneringen zoals het lijnpad , vertelde ze.
Wij kenden elkaar niet maar zei ze, haar vader kocht indertijd staatsloten bij mijn moeder.
“Levend verleden, het stopt nooit.” Op naar het volgende boek.


Levend verleden

Ik was vandaag bij Kunst en Kitsch en liet daar een pillendoosje zien.
Opgebaggerd uit het Overijssels kanaal. Mijn moeder heeft mij verteld dat ze het ooit bij Hendrik Schutte heeft gekocht. De expert vertelde dat het een pillendoosje van tin is. Engelse makelij en vervaardigd rond 1880. “Engels en in Overijssel opgevist?” zei ik verbaasd. “Handel is er altijd gedreven mevrouw”. was zijn antwoord.
De collectie hoedenpinnen die ik van mijn moeder erfde oogste bewondering bij de expert, ze zijn allemaal origineel en met die uitspraak ben ik zeer tevreden.
Rijker, behalve een hele leuke ervaring, ben ik vandaag niet van geworden.



Catwalk

Ik zag de foto’s van de catwalk aan de vernieuwde Hammerstraat. Meteen zie ik mezelf weer op de catwalk in Gebouw Irene. Modehuis Vaartjes organiseert een modeshow. Er zijn de nodige kinderen uit de buurt en uit familie en kennissenkring opgetrommeld om de kleding te showen.
Ik herinner me Ineke en Marja Keddeman, mijn nicht Sia Bokhorst en een jongentje uit het geslacht Vaartjes dat aan de Tonnendijk woont. Ik weet zijn naam niet meer. De dochters Vaartjes zullen ongetwijfeld ook van de partij zijn geweest. Dat ik meeloop heeft alles te maken met het feit dat mijn moeder wel eens shows loopt voor Evert en Jo Vaartjes.
We worden achter of onder het toneel aangekleed, dat staat me niet meer zo scherp voor de geest.
Wat ik me nog wel herinner is dat ik samen met nichtje Sia loop en dat mijn jurk een beetje uitstaat vanwege de petticoat die ik eronder draag. Een dergelijk kledingstuk zijn ze bij het aankleden van mijn nichtje vergeten en dat vindt haar moeder, mijn tante dus helemaal niet leuk. Zij zegt tegen mij terwijl we langs komen lopen dat ik er voor moet zorgen dat Sia bij een volgende ronde een petticoat draagt.
Gek dat ik dat nog weet maar dat ik me absoluut niet kan herinneren of ik daar ook voor heb gezorgd.

















Camper avant la lettre,

In de tijd dat we aan het Zwolsekanaal wonen raakt mijn moeder bevriend met Jan en Jelly Altena die in de Havenstraat wonen. Mijn broer en ik zijn jaren kind aan huis bij dit stel dat zelf geen kinderen heeft.
Jan werkt bij de Groot’s Houtbouw die later ook de werkgever van mijn broer zal worden.
GHB bouwt naast grotere projecten ook nog kippenhokken. En het bedrijf stelt werknemers in de gelegenheid in een dergelijk kippenhok op vakantie te gaan. Althans zo heb ik het als kind begrepen.
Ik heb geen idee wie er allemaal gebruik van hebben gemaakt. Jan Altena in elk geval wel.
Hij bouwt op een vrachtwagen van de Groot een kippenhok. Het dak is een dik bruin zeil ik denk van canvas. Hij richt de boel zodanig in dat er een kleine kookgelegheid is, een zithoek en uiteraard kunnen we er ook slapen. Mijn broer slaapt in de cabine van de vrachtwagen.
We gaan op vakantie naar Stroe. Jan en Jelly en mijn moeder reizen in de cabine en mijn broer en ik liggen en zitten in het kippenhok. Net waar we zin in hebben. Tegenwoordig ondenkbaar zonder gordel en dat soort zaken
In Stroe draait Jan bij een boer het erf op die dan al een kleine camping leidt. Ik schrijf hier over het jaar 1961.
De man schrikt  zich een hoedje en bezigt de woorden: “Wat krijgen we nou?”  Hij is in eerste instantie niet van zins ons een plaats te geven. Wat Jan de man verteld heeft weet ik niet maar uiteindelijk krijgen we een plekje aan de rand van het grasveldje. Blijkbaar zien we er netjes genoeg uit om ons toch maar als klant te zien. Sterker nog het jaar daarop zijn we weer welkom.
Ik herinner me niet hoe lang die vakantie is geweest.  Wel weet ik nog van fietstochten naar Berg en Bos in Apeldoorn en door de bossen op de Veluwe.
Het zinnetje “Wat krijgen we nou?” is in dit gezelschap een gevleugelde uitdrukking geworden.


Ik wil niet naar school.

Tegenwoordig zijn de kinderen weken lang bezig een musical in te studeren als ze de lagere school gaan verlaten. Brugpiepers zijn in de periode wanneer ik de school verlaat nog niet uitgevonden. Wel nemen we afscheid van school met een toneelstuk dat we opvoeren in het MCC, de ouders zijn daarbij ook aanwezig.
Ook nu speelt vriendin Anneke de sterren van de hemel in een jurk, chique hoedje op en als ik me goed herinner een kort bontjasje. Mijn rol is die van boerin en ik ga gekleed in heuse baaien rok, zwart hesje van mijn overgrootmoeder Goedkoop, klompen en een rode zakdoek om het hoofd geknoopt. Jan Webbink speelt de onderwijzer die kinderen aanneemt voor het nieuwe schooljaar. Anneke heeft een dochtertje, gespeeld door Paulien Heikens en ik breng een zoontje mee.  Wim Lanting, in korte broek en ook op klompen. Als Wim en ik opkomen, gaat er gelach op in de zaal, we hebben dan nog geen woord tekst uitgesproken. Maar om het geheel levensecht te maken hebben we zoveel stro in onze klompen gestopt dat het achter ons aan de bühne op sliert. Van het hele toneelstuk herinner ik me alleen nog de tekst van Wim. Hij moet elke vraag van Meester Jan of van mij beantwoorden met de zin: “Ik wil niet naar school.”
Dat doet hij met verve met de duim in zijn mond.

Harmonie
In 1961 krijgt de Vroomshoopse Harmonie een nieuw of zijn eerste uniform en dat wordt feestelijk gevierd op het schoolplein van de Julianaschool.
Aanwezig zijn Burgemeester Bramer en zijn vrouw en mevr de Groot van de Groot’s Houtbouw. Mevrouw de Groot zal ongetwijfeld een groot aandeel in de uniformen hebben gehad want ik kan geen andere reden bedenken waarom zij daar zou zitten. Mogelijk was ze beschermvrouwe.
Henk Middeljans, de melkboer en plaatselijk verslaggever van de krant heeft bedacht dat het voor het plaatje mooi zou zijn als beide dames bloemen uitgereikt krijgen.  Anneke Meijer en ik mogen dat doen. Anneke zal mevrouw Bramer de bloemen overhandigen en ik mevrouw de Groot. De dames lijken blijkbaar zoveel op elkaar dat ik mij vergis en op mevrouw Bramer afstap, die vriendelijk wijst dat mevrouw de Groot aan de andere kant zit. Ik sta mooi voor joker voor mijn gevoel en de volgende dag wordt me dat ook fijntjes ingewreven door een klasgenoot: “Ie konn’n d’r niks van gisteroamd.”  
Die zit…
Hoeveel uniformen heeft de Harmonie inmiddels versleten?

Drama

De foto van de huizen van Karsijns en Siebelink op de web-site zetten het raderwerk van herinnering weer in beweging.
Van de famlie Siebelink weet ik alleen dat ze op die plek woonden. Ik geloof niet dat ik Siebelink nog als brugwachter actief heb gezien. Ik herinner me Klaas Petter meer. Het verhaal dat in me opkomt heeft met kruidenier Karsijns te maken. Menig boodschap heb ik daar voor mijn moeder gehaald, zelfs achterom na sluitingstijd. Niet leuk maar soms is het niet anders.
De tijd waarover ik spreek is de tijd dat de kruidenier nog aan huis komt om het boekje, met de harde kaft, in te vullen met gewenste boodschappen. Ik denk zelfs dat er een vaste dag in de week voor is. Later in die week worden de boodschappen door de knecht thuis bezorgd. De supermarkt bestaat nog niet. Mijn moeder, met haar onvolprezen humor, laat bij een bestelling een keer een pak drama noteren. Karsijns weet dat zij een pak maandverband bedoelt en schrijft op 1p. drama. Wat hij zich blijkbaar niet realiseert is dat diegene die de boodschappen moet klaarzetten misschien een ander is dan hijzelf. Die week zit er bij de boodschappen 1 pond rama, de margarine waar Nederland later pukkeltjes van krijgt. Ik ben vast niet op pad gestuurd om de fout recht te zetten want dat zou ik zeker onthouden hebben.




Monkey

Mijn nicht Koosje heeft een hondje, een dwergpincer met de naam Monkey. Als hij niet vrij rondloopt, is zijn verblijf een houten theekist waar hij met donkere kraaloogjes tussen de planken doorgluurt. Wij kunnen mijn Tante Dien niet meer op de kast krijgen door een vals gezang aan te heffen.
Monkey kan daar absoluut niet tegen en joelt woonhuis en café Radstaak luidruchtig bij elkaar.
Op een dag raakt Monkey te water in de puntkolk. Voor een dergelijk klein hondje is dat een enorme plas water. Het beestje ploetert zich een ongeluk en raakt steeds meer op drift. Nicht Koosje ook, staand op de walkant jammert zij het halve dorp bij elkaar. De publieke belangstelling langs het kanaal neemt toe. Geruchten over hondsdolheid doen de ronde.
Aan de overkant staat voor De Vierzonen, Piet Veneman, de vader van de latere kunstenaar Hans, het drama aan te zien.
Er staat ook iemand met een jutezak. Dappere Monkey bereikt, met het schuim op zijn bek, de overkant en Piet Veneman stapt pardoes te water grijpt het hondje in zijn nekvel en deponeert hem met een grote zwaai in de zak.
Monkey wordt afgevoerd naar de dierenarts in Den Ham. Blijkbaar valt het met de hondsdolheid mee want de pincer komt uiteindelijk tot groot geluk van Koosje weer thuis.

Hoelahoep

In 1958 ontstaat er een ware rage, de Hoelahoep vindt zijn weg in het straatbeeld. Tegenwoordig is de hoelahoep een kleurige hoepel, al of niet met streepjes.
Sterker nog het is een fitnessattribuut geworden. Goed voor de heupen en een platte buik. In 1958 is dat anders De Brima maakt die dingen van PVC-buis. Niks kleur of streepje. Er is naast het maken van kleerhangers een levendige handel in hoelahoepels. Ik bemachtig ook zo’n ding, één van mijn ooms schenkt mij een hoelahoep, op voorwaarde dat ik stop met duimzuigen. Dat lukt met behulp van washandjes om mijn handen als ik naar bed ga. Maar dit terzijde.
Sommige van mijn klasgenoten zijn heel bedreven in hoelahoepen. Niet alleen draaien rond de heupen, ook de nek en enkels doen mee. Het is een hele toer die hoepel op de fiets te vervoeren maar hij moet mee naar het schoolplein. Ik vraag me nu pas af waar we die dingen tijdens de les gestald hebben. Het is ook een meidenaangelegenheid. Jongens zie je niet met hun heupen draaien. Hoe lang het heeft geduurd durf ik niet te zeggen. Het gaat in elk geval anders dan met tollen, knikkeren en hinkelen dat zijn spelletjes die op gezette tijden terugkomen.
Aan knikkeren kleeft een minder aardige herinnering die ik hier meteen maar opbiecht. Mijn broer heeft een groot rood blik vol met knikkers, glazens en mexies. Ik zie dat ding nog staan in de bijkeuken naast de kist met schoenpoetsmiddelen. Het is duidelijk dat mijn broer aardig bedreven is in knikkeren. Ik heb minder geluk en verlies regelmatig. De tekorten vul ik aan uit het blik van mijn broer. Dat duurt niet lang want hij krijgt al redelijk snel in de gaten dat zijn voorraad slinkt.
Het laat zich raden dat de preek die ik krijg ongezouten is en dat ik de schuld moet aflossen. Dat is nog eens een straf en het kost heel veel moeite want als ik goed had kunnen knikkeren was ik niet aan stelen uit dat blik begonnen. Ik heb de schuld dan ook nooit helemaal afgelost.

Het Angelus

Vanaf nu is het Zwolsekanaal mijn thuisbasis.
Ondanks alle verdriet en narigheid heb ik ook aan die periode goede herinneringen overgehouden.
Ik kom graag bij de buren, de familie Ossenvoort, die een klein winkeltje of een kantoortje naast hun huis hebben. Het heeft iets te maken met de scheepvaart, waarschijnlijk is het een bevrachtingskantoortje maar het fijne weet ik er niet van. In de berm langs het kanaal staat een brandstofpomp waar de schepen hun brandstof innemen. De schippers rekenen waarschijnlijk af in dat kantoortje.
In huis staat een piano waar ik op mag spelen. Ik vermoed dat dit niet tot genoegen van buurvrouw Ossenvoort is geweest want ik ben geen muzikaal talent, hoewel ik mij achter die piano wel zo voel.
Dochter Erna is in mijn ogen al volwassen en doet volop mee aan de carnavalsfeesten in
Zaal Tebberman. Ik herinner me dat mijn moeder twee jurken voor dit feest heeft gemaakt.
Een groene met allemaal snoepjes erop genaaid en zo gaat Erna als ”Snoepje van de week.” ter carnaval. Een witte jurk is versierd met alle vlaggen van Europa en die krijgt als titel “Miss Europa.”
Er is dan al sprake van een verenigd Europa. Ik meen me te herinneren dat ze met beide jurken in de prijzen valt.
Bij deze familie maak ik kennis met het zogenaamde Angelusgebed. ’s Middags om 12.00 uur zendt de KRO-radio dat gebed uit, machtig interessant vind ik het. Ik herinner me het lied; “Het angelus klept in de verte.” Ik heb daar romantische beelden bij maar ik denk niet dat ze op buurvrouw Ossenvoort van toepassing zijn. Ik geloof niet dat ik haar ooit knielend op de drempel heb gezien
.
   




Lief en leed

In 1957 loopt het huwelijk van mijn ouders op de klippen.
Voor die tijd een hele gebeurtenis. Vroomshoop zal er ongetwijfeld schande van gesproken hebben maar dat ik krijg ik als achtjarige niet echt mee. Voor mijn broer die vier jaar ouder is ligt dat anders.
Op die leeftijd maakt vier jaar een groot verschil. Ik wil op details niet ingaan maar het duurtvijf jaar voor de rechtbank dit huwelijk officieel ontbindt. Tegenwoordig kun je flitsscheiden dat is een ander uiterste.
In 1958 wordt mijn Oma ernstig ziek en heeft na verloop van tijd veel verzorging nodig, reden waarom ons kleine gezin verhuist van de Flierakkers naar het Zwolsekanaal.
Vriendin Anneke en ik zien er alleen maar voordeel want we kunnen bijna bij elkaar op tafel kijken aan weerskanten van de Puntkolk.
Wat het voor de volwassenen om ons heen betekent ontgaat ons totaal. Voordeel van kind zijn zullen we maar denken.
Stel je mijn grootouders eens voor, je bent beide achter in de vijftig, de vrouw wordt ernstig ziek en je oudste dochter trekt met haar twee kinderen bij je in. Heftig voor alle partijen denk ik nu.
1958 wordt het jaar dat dokter Visser heel regelmatig over de vloer komt en de wijkzusters Jo Zandman en Jenny Veldman zo’n beetje kind aan huis raken. Voor mij zijn deze dames algauw Tante Jo en Tante Jenny en ik ben welkom in hun woningen boven het Groene-Kruisgebouw.
Of Lotje Inberg dan nog deel uitmaakt van deze wijkbrigade kan ik me niet herinneren, best mogelijk dat haar solex en leren jas al definitief uit de roulatie zijn.
Als mijn oma eind dat jaar overlijdt, betekent dat niet dat we teruggaan naar de Flierakkers, we blijven nog tot 1961 aan het Zwolsekanaal wonen. Over die periode later meer.



Rolschaatsen

De Stationslaan is door de jeugd lange tijd gebruikt om te rolschaatsen. Het asfalt is glad en het loopt er iets af dus je kunt goed vaart maken en uitrollen.
Mijn rolschaatsen komen uit de winkel van Piet Dam en zijn van het merk Gloria. Ik krijg ze van Oma.
Mijn broer rijdt op Hudora en dat is bij Piet Dam niet te koop. Hij vindt het stom dat ik niet wil wachten op een reis naar Almelo om daar het, in zijn ogen, betere materiaal te kopen. Hij heeft dat geduld wel gehad toen Oma hem zijn rolschaatsen gaf. Ik niet. Ik wil rolschaatsen en wel zo snel mogelijk dus mij deert het niet en de mening van mijn broer lap ik dit keer aan mijn laars.
De schaatsen gaan met leren riempjes vast om je enkel en met een sleuteltje draai je klemmetjes op het voorstuk van je schoen. Om het sleuteltje niet te verliezen heb ik een koordje gehaakt en draag dat om mijn nek.
Rolschaatsen doen we naar hartelust ook Floor Tobi is van de partij er bestaat zelfs zoiets als een club. Veel inhoud heeft dat niet. Ik kan me niet herinneren dat we contributie betalen of dat er andere verplichtingen zijn. De club heeft tot gevolg dat we op verjaardag gaan bij Floor en we doen spelletjes als koekhappen en ezeltje prik. Wonderlijk hoe dergelijke herinneringen via het woord rolschaatsen komen boven drijven. Later verplaatsen we de activiteiten ook naar de Vriezenveenseweg die is in 1957 door de firma Krompkamp geasfalteerd. Er is daar wel meer verkeer en de bus van Winkel rijdt er richting Almelo en terug.  Op de stationslaan is het rustiger en veiliger dus dat heeft toch de voorkeur.
Ik pieker me suf wie er meer lid van die club is geweest, mijn broer Herman in elk geval. Anneke Meyer ook en daar laat mijn geheugen me verder in de steek. Maar er moeten meer rolschaatsers zijn geweest, wie het weet mag het zeggen. Graag zelfs.



Cultuur?

Jan Kassies, de webmaster van deze site schreef een blog over de Tiktakshows. Vermoedelijk ben ik te jong geweest om die shows te bezoeken. Ik ken het bestaan uit overlevering en herinner me niet ooit een dergelijke show gezien te hebben.
Mijn bezoek aan “Ons Centrum” is vooral ’s middags, op de bonnen van de melkboer naar de filmvoorstelling van DE DIKKE en DE DUNNE. En de film van een club straatschoffies die de wereld aan kattenkwaad uithaalt. Ik herinner me ook een diavoorstelling in zaal Koekkoek, heel dramatisch met ruwe zee en een schip dat vergaat.
Maar het toppunt van vermaak zijn de Sissi-films. Dat is smullen. Romantiek, hoepelrokken, pracht en praal. In die tijd begin ik alles te verzamelen van Romy Schneider. Plakboeken vol foto’s en artikelen uit bladen. Privé en Story bestaan nog niet ik herinner me het blad Romance dat er mee is te vergelijken. Op mijn 16e besluit ik op een dag alle plakboeken op te ruimen, lees verbranden. Waarom ik dat nodig vind is me tot op de dag vandaag een raadsel en eerlijk gezegd heb ik spijt voor tien.
Via Alex Meijer, de broer van vriendin Anneke, die een pick-up met wisselaar heeft leer ik wat Rock en Roll is en maak kennis met Elvis Presley, Little Richard en Buddy Holly. Anneke op haar beurt leert bij mij thuis van Nina en Frederik en Louis Armstrong. Ze kan nog steeds de tekst van Oncle Satchmo’s Lullaby produceren. Dat heeft alles te maken met de muziekkeus van mijn tante met wiens koffergrammofoon wij platen mogen draaien.
Als ik me goed herinner gaat het bij Alex allemaal automatisch ook de naald die op de plaat gezet moet worden. Dat is handig. Bij dat ding van mijn tante loop je al gauw het risico de platen te bekrassen als je de naald daar met de hand op probeert te zetten... Voorzichtigheid is dus geboden.
Ria Valk en Willeke Alberti doen Vroomshoop aan en dat levert foto’s met handtekening op. Ook niet meer in bezit. Waarschijnlijk in dat zelfde vuurtje opgestookt.
Wat ik ook nooit heb gezien zijn de toneelstukken onder regie van dokter Oskam, waarschijnlijk niet geschikt voor kinderen. Mijn Oma had een rol in een van die stukken en gezien de kleding die ze droeg moet het een Bijbelse insteek hebben gehad.
Al schrijvend komt het optreden van violist Theo Olof boven. Ben ik ook niet bij geweest maar mijn moeder wel. Voor Vroomshoop is dat voor die tijd toch een groot gebeuren zo’n beroemde violist in het MCC. Inmiddels brengt Vroomshoop zelf beroemdheden voort en lig je van een bezoek van Geert Mak niet echt in de touwen. Die mensen zijn door radio en vooral TV zoveel dichterbij gekomen.
Hoewel, als ik er bij zou zijn geweest was ik toch een handtekening in een van zijn boeken gaan vragen. En reken maar dat ik die tot in lengte van jaren zou hebben bewaard. Maar ja, als……




Vokidoki


Oftewel “Voor kinderen door kinderen.”
Meneer Faure wie herinnert zich hem nog? Hij is oprichter, regisseur en speler in dit toneelgezelschap.
Een wonderlijke man met liefde voor toneel, muziek en dans. Zit het in zijn naam?

In Vroomshoop is menig jonge deerne lid van Vokidoki. Thea Kwakkel is daarin mijn grote voorbeeld.
Ik zie haar op het toneel een appel schillen en het lukt haar de schil in zijn geheel te showen, althans zo haalt ze hem uit het mandje op haar schoot. Ik kijk vol ontzag vanuit de zaal toe. Overigens herinner ik mij Thea, die aan het kanaal naast ons woonde, als een goedlachse meid met humor en een creatieve geest. Thea is een jaar of vier ouder dan ik dus mijn toetreden tot Vokidoki heeft waarschijnlijk enige jaren later plaatsgevonden.De optredens zijn in zaal Tebberman en per fiets gaat het gezelschap zelfs op toernee naar Sibculo en Vriezenveen om voor leeftijdgenootjes op te treden. De nodige attributen vervoeren we op de bagagedrager. Voor mij is dat op een bepaald moment een bos takken want ik heb een rol als sprokkelvrouwtje. De inhoud van de rol ben ik totaal vergeten maar ik weet nog wel dat ik er niet blij mee ben, te weinig glamour. Mijn moeder weet overal een draai aan te geven en zegt dat het een karakterrol is. Zal best maar ik sta toch liever in een mooie jurk of als prinses op de bühne. Ik krijg van haar als ik al volwassen ben een kleine potloodtekening van een vrouwtje met een bos takken op haar rug, het hangt nog altijd naast mijn bed.

Mijn vriendin Anneke is ook lid van Vokidoki en zij speelt wel in een prachtig kostuum of jurk de koningin of een keurige dame. Ik ben jaloers. Het dringt zelfs niet tot me door als we Repelsteeltje opvoeren dat ik als Repelsteeltje een soort hoofdrol heb. Wat wil een mens nog meer.
Nou glamour dus en niet een kabouterpak met baard en een enorme neus met een elastiek om je hoofd. Wat toneel betreft is mijn kinderhand niet snel gevuld.
Ons spel wordt op de officiële uitvoeringen afgewisseld met ballet van dansschool Feenstra uit Almelo. Het zullen de lagere klassen wel geweest zijn maar wij vinden het prachtig wat de danseresjes in hun tutus ten tonele voeren. Eerlijk gezegd vinden we ze ook een beetje nuffig.
Het klossen van de spitzen op de houten toneelvloer in zaal Tebberman doet afbreuk aan de klassieke muziek maar daar maal je als kind niet om. De kenners in het publiek heeft het ongetwijfeld gestoord. Meneer Faure ook waarschijnlijk.



Zacheus


Ongeveer op de plaats waar nu de gereformeerde kerk staat strijkt in mijn jeugd Het Leger Des Heils regelmatig neer en zet er een grote tent op. Hoe de oudere bevolking van ons dorp met het evangeliseren omgaat durf ik niet te zeggen maar voor de kinderen levert het vrolijke middagen op met mooie en spannende verhalen en veel zingen. De tekstboekjes mogen mee naar huis dus ook daar zing ik: “Blij, blij mijn hart is altijd blij, want Jezus is een vriend van mij, daarom is mijn hartje blij”.
Tijdens één van die middagen wordt het verhaal van Zacheus in de vijgenboom verteld en om het verhaal aanschouwelijk te maken mag Bennie Gladbeek als Zacheus in de tentpaal klimmen.
Maar de gladde tentpaal is geen vijgenboom en blijkbaar heeft Bennie niet voldoende grip op de materie want hij valt na enige hoogte te hebben bereikt pardoes naar beneden.
Grote schrik bij zowel de kinderen als de Heilsoldaten en algauw zien ze er weinig “heil” in de voorstelling voort te zetten want Bennie blijft liggen. Hij heeft een been gebroken.
Het jeugdige publiek wordt naar huis gestuurd en Bennie wordt met de ziekenauto, waarschijnlijk van garage Jansen uit Den Ham, afgevoerd naar het ziekenhuis in Almelo.
Hevig snikkend kom ik thuis en moet met een glaasje water tot bedaren worden gebracht.
Gevoel voor drama is mij blijkbaar niet vreemd. Uiteindelijk weet ik uit te brengen:
“Zacheus klom in de vijgenboom, hij wilde Jezus zien en toen viel hij uit de boom en nu heeft hij zijn been gebroken”.
Bureau slachtofferhulp zou er vandaag de dag behoorlijk wat werk aan hebben met al die geschokte kinderzieltjes.
Maar dat bureau bestond toen niet en bij mijn weten heeft niemand er een trauma aan over gehouden.
Behalve Bennie dan.


Mijn fiets en het lijnpad

Het lijnpad langs het spoor is de snelste weg om bij vriendin Anneke te komen.Op mijn paarse doortrapfietsje spoed ik mij langs het lijnpad naar de Vriezenveenseweg waar zij woont. Aan het eind bij het station loopt dat pad flink omhoog en als ik op de pedalen ga staan om die heuvel te nemen spat mijn fiets in 3 stukken onder mij vandaan. Behalve emotionele schade mankeert mij niets maar ik ben totaal van streek. Ik raap alle onderdelen bij elkaar en loop huilend het lijnpad terug naar huis. Ik herinner me dat ik er een hele zeul aan heb en dat er veel volwassenen onderweg zijn naar hun werk, vermoedelijk de Sios. Ze hebben allemaal haast en doen geen poging mij te helpen.
Uiteindelijk kom ik thuis met een pijnlijke onderarm waar het deel met het zadel aan heeft gehangen. Snikkend vertel ik wat er is gebeurd en zeg dat ik alle kogeltjes uit het stuur die rondvlogen niet heb opgezocht. Mijn moeder is waarschijnlijk niet blij met het gebeuren want geld voor een nieuwe fiets is er niet. Maar de zorg om de kogeltjes brengt haar gevoel voor humor meteen op gang. Lachen dus.
Enkele dagen later ga ik op bezoek bij Opa en Oma Bokhorst en Opa vraagt me mee naar de kelder onder het huis waar zijn fiets gestald staat. En wat staat daar ook, een tweedehands groene fiets met terugtraprem, gekocht bij  Frits Inberg de fietsenhandelaar met een winkel en werkplaats naast het café van mijn oom Ab Radstaak. Ik ben helemaal gelukkig met deze aanwinst en fiets de rest van mijn lagere schooltijd probleemloos van hot naar her. Ja ook langs het lijnpad. Maar nog als ik er foto’s van zie denk ik aan dat paarse fietsje.


Schooltijd
Van 1956 tot 1961 ga ik naar de school voor openbaar lager onderwijs. De Julianaschool. Meester Bos zwaait er de scepter en na zijn pensioen Meester Visser. Ik herinner me de Juffen Hofman en Leemslag. Meester Bolks die in de middagpauze Joke Bos het hof maakt. De kleuterschool waar zij Juf is bevindt zich inmiddels achter de Julianaschool. Wij kijken graag hoe Meester Bolks en Joke staan te knuffelen. Hij hangt uit het raam van zijn klas en zij staat buiten. Om ons het zicht te ontnemen heeft hij het gordijn om hen beiden heen geslagen. Lekker spannend.
Meester Veneman loopt mank maar dat nemen wij voor lief. Ik kan me niet herinneren dat er veel aandacht aan is besteed.
Dan is er nog Meester Holtslag. Hij overlijdt plotseling. Wij kinderen zijn erg begaan met zoontje Wim die ook bij ons op school zit. Wat het overlijden echt voor dit gezin betekent ontgaat ons.
Elke juf en meester heeft haar/zijn eigen klas. Bij ziekte vallen ze waarschijnlijk voor elkaar in of neemt Meester Bos de zaken waar maar dat staat me niet meer helder voor de geest.
We zitten in houten schoolbanken met ingebouwde inktpotjes en schrijven met kroontjespennen.
Ieder nieuw schooljaar een verse inktlap liefst met een stukje zeemleer tussen de katoenen lapjes en een mooi knoopje om de boel bij elkaar te houden. Bij Jaap Kottier zijn vast kant en klare exemplaren te koop maar die luxe is niet voor iedereen weggelegd.
Met behulp van het beroemde Hoogeveen’s leesplankje leren we lezen. Ik heb het nog inclusief het blikje met de bruine kartonnen lettertjes.
Het rapportboekje ligt opgeborgen bij persoonlijke papieren. De termen: vlijt, gedrag, orde en netheid zijn tegenwoordig vervangen door o.a. zelfstandig kunnen werken en sociale vaardigheden.
Zangles is een feest. De hele bundel “Kun je nog zingen, zing dan mee”, passeert de revue en als je op de gang mag staan om de echo te zingen voor het lied “Langs berg en dal, klinkt hoorngeschal”, is dat een hele eer, zo ervaar ik dat in elk geval.
Er zullen wellicht schoolreisjes zijn geweest, ik herinner mij er twee. Mogelijk waren er ook niet meer.  Naar de dierentuin in Emmen in de eerste klas en later ergens in die zes jaar naar de Waarbeek in Hengelo.
Dat mijn bagage voor die dag in een rugzak gaat vind ik vreselijk, veel liever wil ik een kleurig kartonnen koffertje zoals sommige klasgenoten hebben. Wat kan het mij schelen dat het ding uit Zwitserland komt, origineel is en heel veel zakjes heeft om van alles in te stoppen. Mooi cadeau van mijn grootouders voor mijn broer maar waarom moet ik daarmee voor gek lopen. Omdat die rugzak oerdegelijk is en waarom zou je geld uitgeven als er iets dergelijks voor de hand ligt. Sterk argument voor een moeder met geldzorgen maar mij zegt dat niks, ik ben bang uitgelachen te worden. Of dat gebeurd is kan ik me niet herinneren. Verdrongen misschien of het is gewoon niet aan de orde geweest omdat er niets geks aan was. De kleffe smaak van een (luxe) wit bolletje met gebakken ei komt boven. Heerlijk!!!!


Kindertijd 2

De Flierakkers is een nieuwe straat evenals de Bijvank en de Bevert.
Als ik in de Flierakkers kom wonen wordt aan de andere kant van de straat nog druk gebouwd.
De bouwplaats is geliefd speelterrein. In die tijd doet men daar niet moeilijk over. Voor de bouwvakkers bestaan veiligheidschoeisel en bouwhelmen niet. ARBO-wetgeving? Wat is dat?
Het is de tijd van weilanden aan het eind van de straat, belsen plukken en jemisselijk eten bij de boerderij van Marsman.
Het is de tijd van op straat spelen want veel autoverkeer is er niet.
Het is de tijd dat kruidenier Karsijns het boodschappenboekje thuis komt halen.
Het is de tijd van groenteman Top met paard en wagen en de bakker met zijn grote mand voorop de fiets.
In die tijd zit onze poes als eerste op de stoep als de visboer uit Almelo de straat indraait en met zijn kreet: “Nu kun je bakken en braden” zijn vis aan de vrouw brengt.
Het is de tijd van de melk afgemeten met een litermaat en vervolgens in een pannetje bewaren in de kelder. Koelkasten voor huiselijk gebruik zijn er nog niet of niet te betalen.
Het is de tijd van kolen in de schuur en het blik petroleum voor het stelletje dat in de keuken naast het tweepitsgasstel staat. Het gas zit in bussen. Aardgas, Slochteren, waar ligt dat?
Het is de tijd van een lange stok met op het eind een spijker om de waslijn omhoog te steken. En maandag is wasdag.
Met die stok sta ik op een sombere dag in de lucht te prikken om de wolken opzij te duwen, ik wil zon zien.
Het is de tijd van alleen een kachel in de kamer en ijskoude slaapkamers, een warme kruik in bed, sokken aan en een gestikte deken extra over. ‘s Morgens ijsbloemen op de ramen.
Het is ook moderne tijd. TV kijken bij Ekkelenkamp. Hij heeft er nummertjes voor uitgegeven. De kinderen met even nummers kijken op woensdagmiddag en die met een oneven nummer mogen op zaterdag komen. In de serre ligt dochter Manna op bed, zij is langdurig ziek. Ik heb associaties met een verhaal uit de kinderbijbel. Waarschijnlijk het dochtertje van Jaïrus. Voor Manna is het vast geen prettige tijd.
Voor mij wel, ik dartel door het leven en heb geen weet van de zorgen der volwassenen en de onrust die ontstaat als Rusland Hongarije binnenvalt.
Tot op de dag van vandaag zeg ik: “Mijn kindertijd was een fijne tijd”.



Wintertijd
Kerst is in aantocht, uit mijn jeugd kan ik me niet veel bijzonders herinneren omtrent Kerst.
Het wordt ingetogen gevierd met een boom met echte kaarsjes, van die dunne gedraaide met weinig branduren en lekken als de beste. Er zal vast een emmer water naast de boom hebben gestaan.
Kerst is een kerkelijk feest met warme chocolademelk, een sinaasappel op de zondagssschool en niet te vergeten het boek van W.G. van der Hulst: “Voetstapjes in de sneeuw”
In de Hervormde Kerk staat een grote kerstboom. Je gaat naar de kerstnachtdienst waar nog”echte“ kerstliederen worden gezongen. De herdertjes liggen bij nachte in het veld en Ere zij God wordt met jubelend orgelspel van Piet Labrijn een glansrijk slotlied.
Aan cadeautjes en overdadig eten doen we niet. Het eten is wel ietsje luxer dan normaal maar van ingewikkelde recepten en overdreven tafelversiering is geen sprake.
Een aantal leden van de Harmonie trekt in de kerstnacht door het dorp en speelt kerstmuziek. Ze staan zelfs in onze voortuin en zijn waarschijnlijk door mijn vader beloond met een borrel.
In mijn herinnering ligt er altijd sneeuw met Kerst maar ik denk inmiddels dat dat niet waar kan zijn. Nu het woord sneeuw gevallen is komt er een ander verhaal boven.
Op een dag dalen er prachtige grote vlokken uit de hemel en ze blijven liggen, al snel ziet de hele straat wit en wordt alle geluid gedempt. Tijd voor een sneeuwpop, glijbaan en ballen gooien.
Wij kinderen mogen ‘s avonds nog even buiten spelen en doen dat naar hartelust. Wie op het onzalige idee is gekomen weet ik niet meer maar we besluiten met een stel buurtkinderen een stapel sneeuw te bouwen tegen de voordeur van de familie Beulakker. (kunstschilder bij de aardewerkfabriek)  
Als de berg hoog genoeg is belt een van ons aan en rent naar de schuilplaats (de zijkant van de huizenrij aan de overkant) waar de rest zich al heeft verschanst. De voordeur draait naar binnen open en het laat zich raden wat er met de berg sneeuw gebeurt. Wij kunnen vanaf onze schuilplek zien welk drama zich voltrekt en hebben dolle pret.
Sancties volgen er niet. Bij Beulakker hebben ze waarschijnlijk verstand van spelende kinderen en wij zijn zo dom dat we niet in de gaten hebben dat “onze voetstapjes in de sneeuw” verraden waar wij ons verstopt hebben.


Kindertijd 1

Ik ben geboren in maart 1949 aan het Overijsselskanaal in Vroomshoop niet ver van de scholle die de verbinding met de Vriezenveenseweg verzorgt. In hetzelfde huis wonen aan de voorkant Jan en Wout Schonewille-Klaren, die later een tabakswarenwinkel hebben aan de Hammerstraat.
Het eerste deel van mijn jeugd breng ik door in de Flierakkers op nummer zeven.
In mijn vroegste herinnering zit ik samen met mijn broer Herman in regenkleding naast mijn moeder op de divan. Ik ben dan bijna vier jaar. Moeder is niet bang aangelegd maar nu heeft ze ons toch uit bed gehaald. Buiten raast een storm. Veel later leer ik van een watersnoodramp in Zeeland.
Ik bezoek de kleuterschool die aan het spoor ligt en die je via de Hammerstraat bereikt.
Regelmatig rijden olietreinen voorbij en wij kinderen hangen in het hek dat een veilige omgeving biedt. Op het ritme van de wielen bewegen we mee en roepen “eulietrein,eulietrein, eulietrein”. Als de, in mijn herinnering, lange trein voorbij is pakken we onze bezigheden in de zandbak weer op.
Van de kleuterschooltijd is vooral de olietrein me bijgebleven. De kleuterjuf is Joke Bos de dochter van Meester Bos. Zij zal verkering krijgen met meester Bolks die aan de Julianaschool  de derde klas les geeft. Dat ontdekken wij als we naar de lagere school gaan.
Ik zit na mijn eerste lagere schooldag met een bezorgd gezicht op de trap en mijn moeder denkt dat ik weer eens wil protesteren tegen het feit dat mijn broer,die ouder is, later naar bed mag.
Maar dat is het niet, in tranen vertel ik dat ik bang ben niet over te gaan naar de tweede klas.
Mijn moeder met haar gevoel voor humor produceert weer eens een lach en legt me uit dat het niet erg is dat je na één dag nog niet kunt lezen en schrijven.
Gerustgesteld ga ik naar bed.


Sinterklaas.

In Vroomshoop arriveert Sinterklaas op gepaste wijze met een boot via het Overijsselskanaal.

Op zijn schimmel rijdt hij door de Hammerstraat het dorp in. Ik sta ter hoogte van de winkel van “Petten Jan”, niet boos worden maar ik weet zijn echte naam niet meer. Sinterklaas komt voorbij en ik heb de teleurstelling van de dag. Hij draagt gewone schoenen.....ik zal dat vast op plaatjes hebben gezien maar ik verwacht zwarte schoenen met een goudkleurige gesp en geen bruine met veters.

Mogelijk begint hier het geloof al te wankelen.

Neemt niet weg dat als Sinterklaas in de laagste klassen van de lagere school op bezoek komt de zenuwen toch een rol spelen als de staf en mijter voor de hoge ramen in zicht komen.
Alle namen van de kinderen staan in het grote boek en hij weet veel van ieders deugden maar vooral ondeugden. Mij valt de eer te beurt een lied voor hem en zijn knechten te mogen zingen. Uit volle borst zing ik: “Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan. Hij brengt ons Sint Nicolaas ik zie hem al staan. Hoe huppelt zijn paardje het dekt op en neer. Hoe waaien de wimpels al heen en al weer”. Sint zegt dat hij het prachtig vindt.
Die avond of een paar dagen later dat weet ik niet meer is de hele familie Bokhorst inclusief kleinkinderen verzameld in Café Radstaak, het café van Oom Ab en Tante Dien.
Sinterklaas is er ook. Dat het de echte is bewijst hij door mij op schoot te nemen en te vragen dat mooie lied dat ik op school voor hem zong nog eens ten gehore te brengen. Ik doe dat vol trots en het laat zich raden dat de hele familie in de lach schiet. Dat dit zou gebeuren heeft Sinterklaas alias Evert Kuiper (de kapper) natuurlijk geweten. Jaren later, ik ben dan al lang van mijn geloof gevallen begrijp ik wat ik het paardje heb laten doen op dat dek.
Ach ja Evert Kuiper, onze eigen Bram van der Vlugt zullen we maar zeggen.
 p.s. Die hoedenwinkel was die niet van Snoeijer?


Herfstvakantie
Een ander woord voor hersftvakantie is aardappelverlof.
Veel medeleerlingen van de lagere school gaan mee naar het land om aardappelen te krabben of te rapen.
Mijn beide grootvaders drijven een handel in aardappelen en stro. Hun voorraadschuren liggen aan de Tonnendijk nagenoeg naast elkaar.
Tijdens het verlof mag ik helpen bij het sorteren van de aardappelen, het mag maar hoeft niet.
Staand aan de schudmachine is het de bedoeling rotte aardappelen te verwijderen voor ze in de jute zakken rollen. De zakken worden op een bascule gewogen en met touw en een grote kromme naald dichtgenaaid. Ik meen mij te herinneren dat als ik er genoeg van heb  in de ene schuur ik overloop  naar de andere. In de Bokhorstschuur zal ik wel geplaagd worden door mijn ooms maar zeker weten doe ik het niet. Als ik in de Gerritsschuur genoeg heb van het sorteren kan ik altijd nog bij Oma aan de keukentafel aanschuiven. Het fornuis en de, in mijn ogen, foeilelijke lamp zie ik nog zo voor me evenals de porseleinen voorraadpotten.
Voor die lamp zou ik nu flink moeten betalen want ik weet inmidels hoe mooi en hoe duur Jugendstil is. De voorraadpotten, niet meer compleet en zo hier en daar wat beschadigd zijn in mijn bezit.
Ik zal vast een glas ranja hebben genuttigd voor ik naar huis ga.
De geur van rotte aardappelen (een enkele keer tref ik er één in de zak van AH) zet me zelfs nu nog terug aan de schudmachine.
De reden van dit verhaal is het lied van Ede Staal-Eerappellaand- en de daarbij gemaakte sfeervolle film van de Groninger boerderijen aan de Tonnendijk.


November 8, 2009




Vuurtje Stoken


Het zal halverwege de jaren 50 van de vorige eeuw geweest zijn dat we wegens omstandigheden bij mijn Opa aan het Zwolsekanaal wonen.
Pas als volwassene begrijp ik wat een luxe bestaan ik als kind heb.  Een grote slaapkamer die ik met mijn broer deel, centrale verwarming en ook nog eens TV.
Ik kom op deze herinnering naar aanleiding van een foto op de site. Zicht vanaf de Vriezenveense weg over de puntkolk richting Zwolsekanaal. Op die foto is het huis van Opa goed zichtbaar en ook de dubbele woning ernaast. Aan dat stuk grond kleeft een “vurige” herinnering.
Ik ken het als braakliggend terrein met bramen, droog gras en wat er zoal op zo’n stukje land wil groeien.
Op een middag besluit ik samen met vriendin Anneke een vuurtje te stoken, kan nog mooi voor we “Dapere Dodo” gaan kijken.
Om het vuur in toom te houden maken we eerst een cirkeltje van water maar al snel blijkt dat dit een zinloze handeling is met het windje dat er staat. Het vuur breidt zich snel uit en wij beginnen, in paniek, met emmers water het bluswerk. Helpen doet het niet en bramen en gras gaan in vlammen op.
Mijn moeder krijgt bij het zien van de vuurzee de slappe lach. Anneke en mij staat het huilen nader dan het lachen en begrijpen haar reactie totaal niet. Wij zien in gedachten de brandweer al komen. Later zal blijken dat mijn moeder de bestemming van dat stukje grond kent maar dat houdt ze wijselijk voor zich.
Met hulp van een buurjongen die verderop aan het kanaal woont lukt het uiteindelijk de vlammen te doven. Wat rest is een zwart geblakerd veld wat Opa direct zal zien als hij op zijn fiets van het station komt. Dat ik deze zonde moet opbiechten is duidelijk en met angst in de schoenen sta ik hem bij het tuinpad op te wachten. Anneke is dan al naar huis want het is inmiddels etenstijd.
Oh wonder de man is niet eens boos bij het zien van zijn grond en het aanhoren van mijn verhaal.
Wat blijkt Opa heeft de grond verkocht en er moet een dubble woning worden gebouwd. Klaas Petter de brugwachter zal daar later onze buurman worden. Anneke en ik hebben ongewild goed voorwerk verricht en mijn moeder met haar slappe lach heeft dat geweten.
Dappere Dodo heeft die dag twee kijkertjes minder maar kijkcijfers zijn dan nog niet van belang.

 
Copyright 2016. All rights reserved.
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu