Gert Gerrits - Vroomshoop

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Gert Gerrits

verhalen

‘Gertje’

Geboren in januari 1961. ’t Was 10 januari  en ik was een maandje te vroeg, niet al te zwaar en het lukte in het begin niet op eigen kracht. Moest daarom een tijdje in de couveuse. Het is allemaal wel aardig bijgetrokken…  dat gewicht en zo.
Ik was de oudste. Na mij werden Henri(1963) en Louis(1967) geboren. Een jongensgezin was het. Vader werkte buiten de deur als etaleur en moeder deed het werk thuis.
De kleuterschool stond aan de Marijkestraat. Peuterspeelzaal was toen nog geen bestaand woord volgens mij. Ik ging naar de lagere school van meester van Duijn aan de Julianastraat. Naast de Gereformeerde Kerk. Daar gingen we ’s zondags naar toe.
Ik kan me niet erg veel meer van die schooltijd herinneren. Nog wel de leerkrachten: juf Vaandrager en juf van der Heide en de meesters Alberts, van Dijken, Eshuis en van Duijn. Van meester van Dijken heb ik blokfluitles gehad. We speelden ook af en toe wel eens in de kerk. Ik ben hem erg dankbaar dat ik die fluitles heb gehad. Later op de PA heb ik er erg veel profijt van gehad. Ik heb me een aantal klasgenoten zien martelen…
Ik was niet de meest grote jongen van de klas. Gertje werd ik genoemd. Een jaar of tien geleden kwam ik met een schoolreisje in Hellendoorn Hennie Dubbink tegen. Niks veranderd. Ik herkende haar en zij mij. “Ha, Gertje” zei ze. Het blijft me achtervolgen. Ben nu trouwens niet klein meer.
Meester Alberts kon mooi vertellen en had altijd van die aparte grapjes. Ik kan me herinneren dat hij een keer op de grond ging liggen… het bleek geen grap, hij was van zijn stokje gegaan.
Klas vijf bij meester Eshuis. Ik heb hem later nog eens vervangen toen ik aan het begin van mijn loopbaan als schoolmeester wat invalwerk deed bij mijn schoonvader(Homans) aan school(Nieuwoord).
Van meester van Duijn weet ik niet veel meer.
In de klas was ik geloof ik wel een bolleboosje. Wist wel veel en hoefde er niet veel voor te doen. Dat is me later trouwens wel opgebroken!
Van het spelen op het Plantsoen kan ik me herinneren dat we veel met en bij de familie Smedema speelden. Onze ouders + nog wat andere straatgenoten konden het ook goed met elkaar vinden.
Van de Smedema’s staat me bij dat ze, omdat ze met wat meer personen waren dan het gemiddelde gezin, een boterham met ‘niks’ erop moesten eten. Toen ik daar een keer at, zei één van hen: “Ik wil wat op brood”. Even later kwam vader Smedema met ‘witte watten’ en legde die op de desbetreffende boterham. Het werd niet gewaardeerd door zoonlief.
Op het Plantsoen speelden we ‘boompje verwisselen’. Eén van ons was de tikker. Aan een boom was je vrij.
Gevoetbald werd er ook. Er is een periode geweest dat ik bijna elke middag voetbalde met de jongens van Krahwinkel, de Witte en af en toe ook met de groten van Meinderink.
Er waren er vast nog meer bij. Ik weet niet meer wie.
Groot nadeel voor dat voetballen waren de rozenperken. Er sneuvelde nogal eens een bal. Ook werd het spel regelmatig opgehouden omdat de bal in de vijver lag. Ook de door anderen genoemde hond van Flierman had het nogal eens gemunt op de bal.
Mijn voetbalcarrière is trouwens niets geworden. Ben wel lid geweest van de Boys en heb daar tot m’n achttiende wel rondgehuppeld, maar een voetballer ben ik nooit geweest en ook nooit geworden. Later ben ik nog wel veel en met veel plezier naar het eerste wezen kijken. Heb ze kampioen zien worden van de tweede klasse en heb ook gezien dat ze na een jaartje eerste klasse weer met de beide benen op de grond stonden.
We speelden ook croquet op het gras. Geen idee of het spel nog bestaat. Er waren ook vaders en moeders die dat met elkaar of met ons deden. Ik zie meneer de Vries(nr. 7) nog zo op het Plantsoen rondlopen. ’t Was midden in de zomer, bloedheet en hij had een zakdoek op z’n hoofd met aan de vier uiteinden een knoop zodat dat ding op zijn schedel bleef zitten.
De vijver was ook regelmatig en bron van vermaak. De treurwilgen nodigden uit tot het slingeren over het water. Ik ben er nooit in gevallen. Wel ben ik een keer door het ijs gezakt en ik heb Henri er een keertje ingeduwd.
Dat ijs op de vijver was trouwens een prachtig vermaak. Dat blijkt ook uit de vele foto’s die er door de verschillende families zijn gemaakt.
Met de eenden in de vijver had ik niet zo veel. Thuis geen dieren gewend(alleen maar een paar guppies die ik van Jan Bos kreeg en met moeite een paar weken in leven kon houden) vond ik het maar niks. Alleen maar lastig met schaatsen. En ze scheten de hele straat en stoep onder. Mijn moeder vond het ook maar niks. Ze vraten de knoppen uit de bloemen van ons toch al niet zo grote voortuintje.
De jongens van Krahwinkel hebben me geprobeerd te leren vissen. Ik vond het niet wat. Ik durfde die ‘snotters’ niet eens vast te houden, laat staan van de haak te ontdoen. Een karper heb ik nooit gevangen. Er hebben wel eens een paar vissen bij ons achter in de tuin in een emmer gestaan. Vijverwater aangevuld met kraanwater. De vissen overleefden het meestal niet.
In het poortje tussen de twee blokken(Faas-Gerrits) gingen we ‘messie pikk’n’. Landveroveren met een oud zakmes.
Het paasvuur was geloof ik in het weiland van het nu ‘Nieuwe Plantsoen’. We deden nog niet aan afvalscheiding. Het zag grijs van de rook dankzij een aantal afgedankte autobanden.
In die buurt ook ooit eens een brand gezien. Er stond een huis in de fik waar tijdens het branden(veel toeschouwers) in het huis nog iets ontplofte. Een gasfles of zo.
Brand was trouwens in die tijd erg interessant voor een jochie van een jaar of tien. Bij De Groot’s Houtbouw stond ooit een silo met zaagsel in brand. Dat was groot alarm. En niet stil, zoals tegenwoordig.
Over vuur gesproken. In het weiland/veld naast de boerderij van Marsman brandde ook altijd een vuurtje. Ik mocht daar eigenlijk niet komen. Maar wat niet mag daagt je natuurlijk wel uit.  Daar kwam nog bij dat je met het hout van die vuurstapel mooi kon timmeren. Met een beetje moeite konden we af en toe wel wat hout onder het hek, dat stond er geloof ik omheen, weghalen.
Waar was dat hout van? Van  de Priviko? Ik weet het niet meer.
Thuisgekomen vroeg m’n moeder waar ik was geweest. Gewoon in het Plantsoen. Ben je ook in het weiland geweest, bij het vuur? Nee hoor……. Ik had niet in de gaten dat mijn moeder het bij mijn  binnenkomst al in de gaten had…. Ik stonk een uur in de wind naar rook.
De melkboer kwam in de beginjaren langs met melk in melkbussen. Ook de bakker kwam aan de deur.
Ik weet ook nog dat er iemand van de firma Karsijns(Hoofdstraat) langs kwam met een folder. Mijn moeder schreef dan de boodschappen in een boekje en die werden dan aan het eind van de week gebracht. De tussendoor boodschappen deden we bij de Spar. Je kon daar nog gewoon boodschappen halen en het dan ‘laten opschrijven’. Ik weet niet meer of het al een supermarkt met zelfbediening was in die jaren ’60. Later wel.
Bij Tinselboer haalden we een ijsje voor een dubbeltje(cola-ijsje).
Schoenen kochten we bij Dekker en ik ging naar de kapper waar ik alleen maar van mijn moeder hoefde te zeggen ‘gedekt’, dan wist de kapper wel wat hij moest doen.
Voor mijn hierboven al genoemde voetbalcarrière ben ik ook nog een tweetal jaren lid geweest van LOVA.  Gymnastiek in het zaaltje aan het Linderflier. Van de jaarlijkse uitvoeringen weet ik alleen nog dat ik zo’n vies wit hempie aan moest met het logo van LOVA erop en dat we het bondslied uit ons hoofd moesten leren.
Van de uitvoeringen bij Tebberman weet ik niets meer. Ik was toen nog maar 6 of 7.
De weg naar school ging niet altijd over een leien dakje. Volgens mij gingen we in het begin met elkaar lopend naar school.
Het was een sport voor mij om alleen op de gespikkelde tegels te lopen en niet op de lichtgrijze.
Het muurtje bij de technische school nodigde uit tot evenwichtskunsten. Ook bij de huishoudschool was er zo’n muurtje, maar  daar werd het lopen over het muurtje niet zo gewaardeerd door de conciërge.
De route liep vervolgens langs de Julianaschool. Dat waren niet allemaal onze vrienden, al zaten de jongens van Faas ook op deze school. En daar was niks mis mee.
Ach zo gaat dat als scholen onderling. Een gezonde rivaliteit is goed.
Maar het was niet altijd leuk. Ben ook wel eens bang geweest. Roeland Smedema stipte het al eens aan: we namen wel eens een alternatieve weg door het weiland/veld, langs de spoorlijn. Waar we dan precies uitkwamen weet ik niet meer.
Het is ook wel lastig voor een klein jongetje dat een beetje verlegen is en vaker afwacht dan initiatief neemt: kom je langs de Julianaschool, je houdt je gedeisd, want je zou eens iets verkeerds kunnen zeggen. Zegt één van de ‘openbaren’: “ku’j  niet wat zegg’n joh?”. Ik schrik en haspel er een “moi”,  “hallo” of “goeiedag” uit. Krijg ik als antwoord terug: “geen grote bek hè”. Nou dan weet ik het niet meer.
Na m’n lagere schooltijd ben ik naar het Lyceum in Almelo gegaan. Na de brugklas kwam ik op de HAVO terecht. De tweede klas haalde ik met de hakken over de sloot. Ik heb het in dit verhaal al eerder genoemd, leren heb ik op de lagere school niet geleerd en paste dat dus ook niet toe op de HAVO.
Het ging in de derde goed mis. Het aantal minpunten op mijn rapport weet ik niet meer, maar het waren er veel. Ik bleef zitten. Ook klas vier vond ik zo leuk dat die ook nog een keertje over wilde doen. Dat over doen deed ik niet op het Lyceum, maar op de PA(pedagogische Academie). Daar zat een HAVO top(klas 4 en 5) bij.
Daarna de PA gedaan.
Jaartje militaire dienst (nov 1984 – dec 1985) in Venlo en Schaarsbergen als chauffeur op een viertonner.
En toen aan het werk als schoolmeester.
Tijdens mijn studie had ik stage gelopen op de Professor Waterinkschool in Hardenberg(trouwens ook op de Oranjeschool en De Sleutel). Aan het eind van mijn diensttijd kwam er een baantje vrij op de Waterinkschool. Ik heb gesolliciteerd en ben er in december 1985 begonnen als ADV vervanger. Tegelijkertijd ook een paar uur lesgegeven aan de MAVO in Vroomshoop.  Die combinatie was geen succes.
De baan aan de Professor Waterinkschool werd volledig en ik kreeg mijn eigen klasje.
Vorig jaar heb er ik mijn 25-jarig jubileum gevierd.
Inmiddels was ik verliefd geworden op Henriëtte Homans(dochter van meester Homans).
Henriëtte is in dezelfde periode gaan werken als ik. Zij kwam terecht op de bibliotheek in Gramsbergen.
We zijn in het najaar van 1986 getrouwd en gaan wonen in Gramsbergen. Daar wonen we nog steeds. Inmiddels niet meer met z’n tweetjes. Mieke werd geboren in 1992. Ze heeft VMBO T+ gedaan en Middelbare Hotelschool en gaat waarschijnlijk na de zomer nar de Hogere Hotelschool. Kees volgde in 1994. Hij doet nu HAVO 5 en weet nog niet exact wat hij volgend jaar gaat doen. Iets met economie of zo. Kan geen kwaad in deze tijd. Mart completeerde het gezin in 1998. Hij zit in de tweede van het VMBO T+.
Zoals gezegd werk ik nog steeds met veel plezier op de school waar ik ook ben begonnen.
In m’n vrije tijd zit ik nogal eens achter de PC, luister ik veel muziek, lees ik nog wel eens een boek(meestal in de vakantie), ben actief in de plaatselijke kerk en zing af en toe nog eens wat.
Ben ook jarenlang leider(geen trainer!) geweest van de voetbalteams van Kees en Mart. Het regelen van dingen kun je wel aan me overlaten. Leren voetballen laat ik aan anderen over.
Zo…… genoeg dacht ik zo.

Gert Gerrits,
Gramsbergen, 29 februari 2012.

De verrassing

Het is 22 november 1967.
De dagen worden korter en de winter is in aantocht.
Gertje, 6 jaar en Henri, 4 jaar spelen gezellig met elkaar in huis.
Ja, ik wist wel dat mijn moeder een baby in de buik had, maar daar was je vroeger als kind volgens mij wat minder bij betrokken dan de kinderen nu.
Het grootste nadeel was dat we die zomer niet naar het buitenland op vakantie zijn geweest omdat mijn ouders dat niet verstandig leek i.v.m. de zwagerschap van mijn moeder. We gingen naar een camping in Weerselo… dat kon niet wat zijn. We gaan toch altijd ver weg? Verwende kinderen waren we.
Maar nu terug naar die 22e november.
Het was een woensdag.
’s Morgens naar school geweest en de woensdagmiddag vrij.
Op een gegeven moment werden we naar de familie Smedema gebracht. Daar speelden we wel vaker en vonden het dus heel gewoon. ’t Was wel vlak voor of na het eten, ik weet dat niet meer precies.
Na verloop van tijd kwam mijn vader ons ophalen en vertelde dat hij een verrassing voor ons had. Ik raden: hijskraan, LEGO, autootjes, racebaan….
Nee, dat was het allemaal niet. Jullie hebben een broertje. En hij heet Louis.
Was dat even een tegenvaller!
Het is gelukkig helemaal goed gekomen tussen Louis en mij.

Gert Gerrits,
Gramsbergen, 1 maart 2012.

 
Copyright 2016. All rights reserved.
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu